|
Wie herinnert ons nu aan onze half vervaagde zonden? |
|
Met ogen wijd geopend, zullen we de slaap nooit meer vatten |
|
De schimmen zullen ons nimmer meer verlaten |
|
In stilte zijn ze weer aan 't bloeden, onze oude en diepe wonden |
|
Ons geluk was van korte duur; menige zwarte nacht |
|
Hebben we hier doorgebracht onder een treurige kruis |
|
In de afwezigheid van leven voelden wij ons eindelijk thuis |
|
God sta ons toch bij, nu de oude hel weer op ons wacht! |
|
Wijlen wij, vervloekt in ons bestaan |
|
Heb meelij met ons die eenzaam verkwijnen |
|
Bittere woorden van zelfhaat mijmerend, terwijl onze lichamen vergaan |
|
Wijlen wij, zelfs vervloekt in onze dood |
|
Laat ons de duisternis omhelzen terwijl het niets ons verslindt |
|
We zweren het op onze verdorven ziel: iets anders hebben we nooit gewild.... |