歌曲 | Hoogtevrees in Babylon |
歌手 | Boudewijn de Groot |
专辑 | Lage Landen |
作曲 : DeGroot | |
ze zeiden: bouw een toren | |
tot aan de hemelpoort | |
laat niemand ervan horen | |
en spreek daarbij geen woord | |
de noten waren mijn stenen | |
de melodie was mijn cement | |
je bouwt tenslotte met datgene | |
waarmee je gezegend bent | |
priesters die me zagen | |
zegenden mijn werk | |
ik had niets te klagen | |
ze baden voor me in hun kerk | |
ik schreef in kalk: weet iemand | |
tot hoever ik moet gaan | |
ze zeiden: dat weet niemand | |
't is ergens bovenaan | |
ik zweeg in alle talen | |
en bouwde immer voort | |
zou ik het kunnen halen | |
tot aan de hemelpoort? | |
Paul Simon was degene | |
die vroeg waar ik mee bezig was | |
hij gaf me een paar stenen | |
en ging liggen in het gras | |
hij zei: wordt dit de hoogste toren | |
door mensenhand gemaakt | |
dan weet je van tevoren | |
dat je wordt afgekraakt | |
hooggegrepen zinnen | |
theatrale melodie | |
het lijkt heel wat daarbinnen | |
maar het blijkt een parodie | |
achttien trage kraaien | |
vlogen cirkels boven ons hoofd | |
je moet de leugen niet verdraaien | |
of je wordt niet meer geloofd | |
ik zweeg in alle talen | |
en bouwde immer voort | |
zou ik het kunnen halen | |
tot aan de hemelpoort? | |
mijn moeder schuifelde nader: | |
ik heb ervan gehoord | |
je wilt naar God de Vader | |
achter de hemelpoort | |
ik hoop dat het niet waar is | |
zoiets is te profaan | |
maar laat me weten als het klaar is | |
want alleen laat ik je niet gaan | |
ik metselde mijn muren | |
duizend stenen in het rond | |
het kon niet lang meer duren | |
tot ik in de wolken stond | |
mijn moeder kon ik niet meer horen | |
Paul Simon schudde 't hoofd | |
ik dacht: je moet je niet laten storen | |
door wie niet in je gelooft | |
ik zweeg in alle talen | |
en bouwde immer voort | |
zou ik het kunnen halen | |
tot aan de hemelpoort? | |
de nacht begon te vallen | |
met sterren om me heen | |
de toren werd al smaller | |
want ik had te weinig steen | |
ik voelde dat ik niet verder kon | |
op dit godverlaten uur | |
beneden me lag Babylon | |
als glanzend zacht glazuur | |
ik besloot mijn werk te staken | |
het werd een hopeloos karwei | |
het had met godsvrucht iets te maken | |
maar er kwam nog wat anders bij | |
de toren hoefde niet vanaf de grond | |
tot de hemelpoort te reiken | |
maar ik wilde wel wanneer ik boven stond | |
nog naar beneden durven kijken | |
ik schreeuwde: ik ga 't niet halen | |
maar ik werd niet gehoord | |
men zweeg in alle talen | |
beneden in het Land van Baäl | |
en achter de hemelpoort |
zuò qǔ : DeGroot | |
ze zeiden: bouw een toren | |
tot aan de hemelpoort | |
laat niemand ervan horen | |
en spreek daarbij geen woord | |
de noten waren mijn stenen | |
de melodie was mijn cement | |
je bouwt tenslotte met datgene | |
waarmee je gezegend bent | |
priesters die me zagen | |
zegenden mijn werk | |
ik had niets te klagen | |
ze baden voor me in hun kerk | |
ik schreef in kalk: weet iemand | |
tot hoever ik moet gaan | |
ze zeiden: dat weet niemand | |
' t is ergens bovenaan | |
ik zweeg in alle talen | |
en bouwde immer voort | |
zou ik het kunnen halen | |
tot aan de hemelpoort? | |
Paul Simon was degene | |
die vroeg waar ik mee bezig was | |
hij gaf me een paar stenen | |
en ging liggen in het gras | |
hij zei: wordt dit de hoogste toren | |
door mensenhand gemaakt | |
dan weet je van tevoren | |
dat je wordt afgekraakt | |
hooggegrepen zinnen | |
theatrale melodie | |
het lijkt heel wat daarbinnen | |
maar het blijkt een parodie | |
achttien trage kraaien | |
vlogen cirkels boven ons hoofd | |
je moet de leugen niet verdraaien | |
of je wordt niet meer geloofd | |
ik zweeg in alle talen | |
en bouwde immer voort | |
zou ik het kunnen halen | |
tot aan de hemelpoort? | |
mijn moeder schuifelde nader: | |
ik heb ervan gehoord | |
je wilt naar God de Vader | |
achter de hemelpoort | |
ik hoop dat het niet waar is | |
zoiets is te profaan | |
maar laat me weten als het klaar is | |
want alleen laat ik je niet gaan | |
ik metselde mijn muren | |
duizend stenen in het rond | |
het kon niet lang meer duren | |
tot ik in de wolken stond | |
mijn moeder kon ik niet meer horen | |
Paul Simon schudde ' t hoofd | |
ik dacht: je moet je niet laten storen | |
door wie niet in je gelooft | |
ik zweeg in alle talen | |
en bouwde immer voort | |
zou ik het kunnen halen | |
tot aan de hemelpoort? | |
de nacht begon te vallen | |
met sterren om me heen | |
de toren werd al smaller | |
want ik had te weinig steen | |
ik voelde dat ik niet verder kon | |
op dit godverlaten uur | |
beneden me lag Babylon | |
als glanzend zacht glazuur | |
ik besloot mijn werk te staken | |
het werd een hopeloos karwei | |
het had met godsvrucht iets te maken | |
maar er kwam nog wat anders bij | |
de toren hoefde niet vanaf de grond | |
tot de hemelpoort te reiken | |
maar ik wilde wel wanneer ik boven stond | |
nog naar beneden durven kijken | |
ik schreeuwde: ik ga ' t niet halen | |
maar ik werd niet gehoord | |
men zweeg in alle talen | |
beneden in het Land van Ba l | |
en achter de hemelpoort |