|
Het beste van de wijne dat is er voor mijne mond |
|
Al lag ik ziek te bedde dan werd ik weer gezond |
|
Al lag ik ziek te bedde gekweld door menig venijn |
|
De wijn geneest de pijne |
|
O wijn, weest welkom wijn |
|
Men mag de wijn wel loven, zij is er het prijzen waard |
|
En ook de schone vrouwen die zijn er naar onzen aard |
|
Ik heb er nog meer te doen dan enkel dit glaasje klein |
|
Daarom wil ik ze roemen |
|
O wijn, weest welkom wijn |
|
De wijn die komt van verre, zo menig mijl gereden |
|
Op wagens en op karren tot hier al binnen de steden |
|
Zij komt er uit het land van Keulen, al over de Rijn |
|
Getond in volle vaten |
|
O wijn, weest welkom wijn |
|
En is ze rood en helder dan is ze ons goed gezind |
|
En streelt zij onze tongen dan is zij ongekend |
|
O als de mensen drinken met vrienden al bijeen |
|
Uit glazen die daar klinken |
|
O wijn, weest welkom wijn |
|
Ach vrienden hebt geen zorgen, al hebben wij nu geen geld |
|
De waard zal ons wel borgen, zo heeft hij mij verteld |
|
We zullen hem laten schenken en vrolijk zullen we zijn |
|
Kom laat ons vanavond blijven |
|
O wijn, weest welkom wijn |