|
Duffel halfnegen speelplein |
|
van de kleuterklas |
|
In de rij en Juf katrien keek |
|
of iedereen er was |
|
We waren prachtig gedresseerd |
|
goeiemorgen Juf Katrien |
|
Ik stond tussen Bob en Magda |
|
de rest kon ik niet zien |
|
We waren allemaal doodgewoon |
|
behalve Cynthia Roos |
|
't ging niet om haar gekke naam |
|
maar om haar boterhammendoos |
|
In onze trommels zat gewoon |
|
een boterham met ei |
|
Maar vroeg je het aan Cynthia |
|
weet je wat ze dan zei |
|
Zeester met koffie en een mandarijn |
|
Een boterkoek met confituur |
|
en een stukje marsepein |
|
Onze ogen vielen open |
|
we waren nog heel klein |
|
Zeester met koffie |
|
en meer moet dat niet zijn |
|
Cynthia stond lachend |
|
een beetje verder in de rij |
|
Ze zei ik heb het wel gezien |
|
jij hebt een boon voor mij |
|
Ik werd rood |
|
ik stamelde Cynthia alsjeblief |
|
Ze keek achter mijn oren |
|
want tot daar was ik verliefd |
|
Zeester met koffie en een mandarijn |
|
Een boterkoek met confituur |
|
en een stukje marsepein |
|
Hersenen zijn als pudding |
|
die tussen je oren rijpt |
|
Zeester met koffie tot je dat begrijpt |
|
We speelden Tikkertje en Batman |
|
en omdat Cynthia dat soms wou |
|
Ook wel iets romantisch |
|
bijvoorbeeld man en vrouw |
|
Mijn kleine broer beweerde |
|
dat hij priester was |
|
en hij heeft er ons ingeluisd |
|
Hij verbond ons in de echt |
|
maar toen zijn wij verhuisd |
|
Zeester met koffie en een mandarijn |
|
We gingen weg uit Duffel |
|
het lot kan gruwelijk zijn |
|
Ik was een trouweloze hond |
|
zoals dat weleens gaat |
|
Ik droom nog regelmatig |
|
dat haar pa mij op mijn bakkes slaat |
|
Zeester met koffie en een mandarijn |
|
Een gebroken hart met confituur |
|
en meer moet dat niet zijn |
|
Ik heb Cynthia nooit meer terug gezien |
|
wat tactloos is en dom |
|
En het is daarom dat ik principieel |
|
nooit meer in Duffel kom |